Pesten is hot. Er zijn televisieprogramma’s over, je kunt er armbandjes van kopen en iedereen roept er publiekelijk schande van. Aan de school de schone taak het op te lossen. Dat doet ze voortvarend. Kleuters moeten vanaf hun vierde rollenspelen doen en voortdurend voor de klas hun emoties uiten. Dat schijnt te helpen.
Dit jaar had de school van Jongste er nog iets extra’s voor ingevoerd. Een ‘pestmeldknop’. Wie gepest wordt, kan daarop drukken en vertellen dat hij wordt gepest en door wie. Met naam en toenaam.
Ik stelde me een grote rode knop voor, midden in de gang. Als je erop drukte, ging er een alarm loeien waarop iedereen naar het slachtoffer zou rennen om het pesten onmiddellijk te stoppen. Maar het was jammer genoeg gewoon een computerprogramma.
‘Nu krijgen we eindelijk zicht op daders en slachtoffers,’ meldde school trots op een voorlichtingsavond. Mij leek dat een leerkracht met enig sociaal inzicht allang wist wie dader en slachtoffer waren, maar ik wilde geen spelbreker zijn, dus ik zweeg. ‘We gaan ervoor zorgen dat er nooit meer wordt gepest.’ Ze leken het nog te geloven ook.
‘F. zegt dat ze al dertig keer heeft gemeld,’ zei Jongste een week later. ‘En ze dreigt steeds dat ze je gaat melden.’
Tja, F. Een meisje dat elke keer als ze haar zin niet krijgt, steun zoekt bij de juf. Ze maakt zich er niet erg populair mee. Nu had juf niet alleen voortdurend een klagende F. aan haar bureau, maar ook nog een hele stapel digitale meldingen van haar. Goed dat die meldknop er was!
Niet veel later werden alle meldingen geteld. In de klas van Jongste zitten 29 kinderen. Er waren honderdtachtig meldingen gedaan, vertelde Jongste opgewonden.
‘Hoe vaak heb jij eigenlijk gemeld?’ vroeg ik nieuwsgierig.
‘Eén keertje maar, om te proberen.’
‘Waarover dan?’
Ze lachte. ‘Toen F. dreigde dat ze mij zou melden. Er stond: je hoort er nog van. Maar de juf heeft er niets over gezegd. En ook niet over al die meldingen van F.’
Op mijn school deden ze vroeger niets tegen pesten. Ze deden zelfs niets tegen vechten. Minstens drie keer per week rolden twee klasgenoten over elkaar heen, terwijl wij erom heen stonden, roepend ‘Hup Johan!’ of ‘Hup Kees!’. Na een kwartier kwam er een boze meester die ze uit elkaar trok en dat was het dan. Niks praten over gevoelens of begrip voor elkaar opbrengen in een kringgesprek. Maar dat was vroeger, toen kinderen nog gewoon leerden spellen en rekenen en geen Wolf en Spijker heetten.
Hoe goed de juffen het ook bedoelen, op de school van Jongste wordt net zoveel gepest, gescholden en buitengesloten als vroeger bij mij. En misschien zelfs nog wel meer. Het gebeurt in ieder geval achterbakser. Vechten mogen ze tegenwoordig niet meer. Als je dat doet, word je naar de therapeut gestuurd. Maar kinderen zijn inventief. Ze zoeken gewoon een andere manier om elkaar dwars te zitten. Die pestmeldknop is dan een uitkomst. Ik weet het nog zo net niet. Bij de ouderwetse knal op je bek wist je tenminste wel van wie je hem kreeg.