Donkey Kong

Een klasgenoot van mij had een grote zwerm fans. Niet omdat hij zo leuk was. Hij droeg mufruikende nylon shirts en opende zijn mond alleen voor gemene opmerkingen. Het ging om wat hij elke pauze uit zijn tas haalde. Een schermpje met een rode achterkant. Donkey Kong, een van de eerste draagbare computerspelletjes. Hij liet zijn aap van boom naar boom slingeren terwijl de halve klas over zijn schouder meekeek. Heel soms gaf hij het spelletje minzaam uit handen. Aan degene die het meest had geslijmd.

Ik was jaloers, heel jaloers. Meer dan honderd gulden kostte zo’n spelletje en dat had ik niet. Slijmen ging me te ver, dus er bleef weinig anders over dan gefrustreerd toekijken.

Je kunt wel zeggen dat ik de schade later ruimschoots heb ingehaald. Op mijn telefoon, op mijn tablet, op mijn computer: ik speel de hele dag door spelletjes. Het is ontspannend, gratis en je kunt tegelijkertijd televisie kijken, telefoneren en je kinderen opvoeden: wat wil een mens nog meer?

Het begon vrij snel na de aanschaf van mijn eerste computer. Die was afgrijselijk duur, maar gelukkig kreeg ik floppy’s van vrienden. Zo kwam ik aan Wordperfect, de NS reisplanner en een heleboel virussen. En aan Tetris, het spel met de vallende blokjes. ’s Avonds als ik mijn ogen dichtdeed, vielen de blokjes nog naar beneden. Daarna volgde Commander Keen, Prince of Persia en nu zijn er sites waar je eindeloos gratis spelletjes kunt spelen.

Soms lees ik over jongens van 16 die niet meer naar school gaan, geen vrienden meer hebben en alleen maar World of Warcraft spelen. Gaat wel over als ze ouder worden, denk ik dan. Maar als ik eerlijk ben, is het bij mij niet overgegaan. Donkey Kong boeit me niet meer, maar ik kan uren online tuintjes onderhouden, kerstmannen neerschieten en blokjes met elkaar omwisselen.

De conclusie is kortom akelig voorspelbaar. Computerspelletjes zijn een geweldig gratis tijdverdrijf. Maar er kleeft één groot nadeel aan. Alleen al het schrijven van dit stukje duurde drie keer langer dan nodig omdat ik mijn record Bookworm moest verbeteren. Ik durf bijna niet te denken aan wat ik allemaal nog meer had kunnen doen. Zo vaak sporten tot ik een ijzeren conditie en staalharde spieren had, vanaf de eerste steen mijn eigen huis bouwen, en vooruit, de Nobelprijs voor de Literatuur winnen; mijn leven had er heel anders uit gezien als ik uit de buurt van die spelletjes was gebleven.

Deze blog is ook gepubliceerd in nummer 102 van Genoeg (zomer 2014)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *