Er staat al een paar weken een plastic tas in de keuken. De tas is vol, heel vol. Twee pakken rijst, één pak melk, drie kippenpoten, drie broodroosters, zes maiskolven, twee bussen kipkruiden, vier plakjes champignon, drie stukken pizza. Allemaal mini’s, die kleine plastic nepboodschappen die je een tijdje geleden kon sparen bij Albert Heijn.
De tas staat in de weg, elke keer als ik uien pak, moet ik hem opzij schuiven. Maar ik weet niet goed wat ik ermee moet, dus hij blijft maar staan.
Vroeger kreeg ik nooit zoiets als mini’s. Nou waren er ook minder spaaracties en rages, maar waren ze er wel, dan kreeg ik niets. Of bijna niets. Ik herinner me bijvoorbeeld luciferpoppetjes, hevig in de mode toen ik 6 was. Kleine poppetjes met een plastic gezichtje, een stoffen lijfje en een puntmutsje. Mijn vriendinnetjes hadden bergen van die poppetjes, in alle kleuren die verkrijgbaar waren. Ik kreeg na lang zeuren een blauwe en een paarse. Het bezit van de zaak, is het eind van het vermaak, vond mijn moeder, en ze hield haar hand op de knip.
Ongetwijfeld heeft het met mijn luciferpoppetjesfrustratie te maken dat ik laatst mini’s heb gespaard als een gek. Gezien mijn boodschappenpatroon was dat niet bepaald makkelijk, want je kreeg pas een mini bij 15 euro aan boodschappen. Ik begon er dus mee mijn dagelijkse boodschappen aan te vullen met een eindeloze hoeveelheid koffie, wasmiddel en wijn om maar aan die 15 euro te komen.
Na twee weken had ik zeventien mini’s, waarvan vier dubbele. Ik besloot J. in mijn plannen te betrekken. Ze is 10, eigenlijk al te oud, maar het ging nog net. Lief lachend stond ze elke keer naast me bij de kassa en vroeg, zoals ik haar had opgedragen, met een hoog stemmetje: ‘Hebben we genoeg voor een mini, mama?’ En verdomd, het werkte. De caissière keek haar vertederd aan en schoof minstens twee extra mini’s onze kant op.
Op de laatste dag van de mini-actie misten we er nog zes. We stalden al onze mini’s uit en sorteerden ze. ‘Jammer dat we die mixer niet hebben,’ zei J. ‘Anders hadden we de keuken compleet.’
Drie dagen later kwam ze uit school, met een plastic zak. Ze kiepte hem leeg. Maiskolven, mixers, pakken melk, cakejes, pakken rijst. Tientallen mini’s.
‘Van K. gekregen,’ verklaarde ze. ‘Haar moeder doet veel boodschappen.’
J. pakte het lijstje erbij en begon te strepen. Nu hadden we alles mini’s. De meeste hadden we dubbel en van de maiskolven hadden we er zelfs zes.
‘En nu?’ vroeg ik aan J.
‘Ik ga winkeltje spelen,’ stelde ze voor. ‘Een winkel met veel mais op voorraad.’
Ze schoof wat heen en weer met de mini’s, legde groenten bij groenten, fruit bij fruit. Al snel stond ze op. ‘Ik vind het niet leuk meer. Mag ik stoppen?’
Ik schoof de mini’s terug in de tas en zette hem in een hoekje van de keuken. Ze zitten nog steeds in die tas die in de weg staat. Mijn moeder had toch gelijk. Maar dat geef ik natuurlijk nooit toe.
Deze blog is ook verschenen op de site van Genoeg.