Kapsalon

Op een zaterdagavond at ik voor het eerst van mijn leven een patat kapsalon. Het was een lamlendige, grijze dag, niemand had zin om te koken dus aten we friet. Mijn tafelgenoten hadden shoarma of kebab of iets anders saais op hun bord. Nee, dan het mijne! Vol verwachting haalde ik de folie van mijn bakje af. De geur van knoflooksaus verspreidde zich door de keuken.

Ik was al jaren nieuwsgierig naar de patat kapsalon. Niet in de laatste plaats vanwege de naam. Voor wie het niet weet: de patat kapsalon is bedacht door een kapper die graag experimenteert met gefrituurd voedsel in verschillende samenstellingen.

Maar ook de ingrediënten spraken me aan. Ik eet graag friet, ik hou van shoarma, ik ben dol op knoflooksaus, ik kan niet leven zonder kaas en sla vind ik ook best lekker. Die kapper had dus een geweldige combinatie bedacht. Ik verwachtte vooral veel van die kaas.

Mijn nieuwsgierigheid werd aangewakkerd door wat anderen vertelden, al was dat vaak een beetje lacherig. ‘1800 calorieën,’ zei een vriendin. Van een ander hoorde ik: ‘Vooral lekker als je veel gedronken hebt.’

Toch kwam het er steeds niet van. Tot er een Turkse grillroom bij mij in de buurt werd geopend. Nieuwsgierig tuurde ik naar binnen toen ze nog aan het verbouwen waren. Er hing al een bord en daar stond het, naast de döner, pizza en kebab. De kapsalon, in verschillende formaten. Nu moest het er van komen.

Eerst nam ik een hap sla en tomaten. En gesmolten kaas erbij. De sla smaakte naar sla. De kaas naar kaas, maar kaas met weinig smaak. Erg bijzonder was het niet. Dat kwam bij de volgende hap, hield ik mezelf voor.

Ik groef in de bak en schoof twee slappe, met knoflooksaus doordrenkte frieten op mijn vork, deed er shoarma en kaas bij. Het zag eruit als een kleffe hap. Het smaakte ook als een kleffe hap.

‘Dat lijkt me niet lekker,’ zeiden mijn tafelgenoten toen ze naar mijn bord keken. Ze doopten hun frieten in hun bakje knoflooksaus. Ik kon niets terugzeggen, want ik had nog steeds een bal van friet, shoarma, knoflooksaus en gesmolten kaas in mijn mond.

Eindelijk had ik die 1800 calorieën weggekauwd. Mijn tafelgenoten namen ijs toe, maar ik liet me voorzichtig op de bank zakken en haalde langzaam adem. Zelfs koffie sloeg ik af.

Het was te zwaar, het was te kledderig en de kaas hoorde er niet bij. Friet en kaas zijn allebei lekker, maar niet tegelijk. Dat is net zoiets als haring met chocola of wijn met bananenschuim. Hoe kon dit nou zo populair zijn? Ik pakte mijn tablet erbij en tikte kapsalon in. Ik zag negen plaatjes van eten. Pas op het tiende plaatje zag ik een echte kapsalon, met stoelen en kapmantels.

Daarna vond ik een interview met de uitvinder van de Patat Kapsalon. De kapper. Dat had ik eerder moeten bekijken. Het was een vriendelijk lachende man. En slank, gespierd, dun zelfs. Het begon mij te dagen. Niet voor niets vertrouw ik magere slagers niet en koop ik alleen bij kaasboeren met een bmi van minstens 30. De patat kapsalon is duidelijk niet bedacht voor de lekker. De volgende keer dat ik geen zin heb om te koken, eet ik gewoon een boterham met gebakken ei.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *