Het doorschuifcadeau

Spullenverdriet. Spullenstress. Spullenliefde. De relatie tussen de mens en zijn spullen is niet altijd even eenvoudig in een samenleving met supermarkten die bijna tweehonderd soorten broodbeleg aanbieden. Een serie over spullen en bijbehorende emoties.

Voor kinderen koop ik graag cadeaus. Ik kom namelijk graag in speelgoedwinkels. Verlekkerd bekijk ik het fantastische aanbod. Geen drie soorten barbies zoals vroeger, maar minstens vijftig. Geen vijf bordspellen, maar een hele kast vol. En dan nog eindeloos veel lego en playmobil.

Kiezen is geen probleem. Want ik weet nog goed hoe het is om 5 of 8 of 11 te zijn. Dus ik huppel langs de rekken en pak alles vast – omdat ik geen 5 of 8 of 11 meer ben zegt niemand daar iets van. Dan koop ik waar ik zelf het liefst mee zou willen spelen. En, eerlijk waar, het is vrijwel altijd in de roos. Het is duidelijk, ik ben een carrière als speelgoedinkoper misgelopen.

Hoe anders is dat als ik een cadeau zoek voor iemand boven de 18. De winkels puilen uit van de spullen. Maar de huizen van mijn familie en vrienden puilen ook uit van de spullen. Wat koop je voor iemand die alles al heeft?

Ik ken mensen die elkaar elke keer dezelfde twintig euro geven. Vastgeplakt op een kaart. Kan jaren mee, zeker als je de kaart netjes bewaart. Ik heb het overwogen, maar vond het te kaal.

Een tijd geleden dacht ik een betere oplossing te hebben. Ik gaf alleen nog maar ‘iets dat opgaat’. Want dan neemt het tenminste geen ruimte in beslag. Eigenlijk was het grootste voordeel dat ‘iets’ na een jaar wel op is. Je kunt ‘iets’ dus blijven geven. Dus daar kwam ik weer met doucheschuim, luxe kaarsen of een kalender. Maar zelfs ‘iets dat opgaat’ kun je te veel hebben – wat moet een mens met drie kalenders?

Dat is meteen de andere kant van het cadeauprobleem: je zit zelf ook met een berg spullen waarvan je niet weet wat je ermee moet. Ik bedacht een betere oplossing, een verfijndere variant van de doorschuif-20-euro. Ik bewaarde alle cadeaus die ik kreeg. Als ik zelf een cadeau nodig had, pakte ik iets van die berg. Hopelijk deden de ontvangers van mijn doorschuifcadeau hetzelfde. Ik zag al voor me hoe al die overbodige spullen heel Nederland doorreisden. Cadeaupapier eromheen, strikje erop.

Maar ook dat ging bijna mis. Ik pakte een windlicht uit de kast, zo’n raar glazen kastje met puntdakje voor een kaars. ‘Vind je dit geen mooi cadeau voor H.?’ vroeg ik Jongste.

Ze keek fronsend naar het windlicht.

‘Het is toch helemaal haar smaak?’ ging ik verder.

‘Je hebt het van haar gekregen,’ zei ze beslist. ‘Voor je verjaardag.’

Ik bleef met mijn schaar boven het cadeaupapier hangen. Het was inderdaad helemaal H’s smaak. Want H. had het ook helemaal zelf aangeschaft.

Ik heb snel een doos luxe bonbons uit de kast gevist.

Nu is het wachten op de dag dat mijn eigen rotzooi weer bij mij terugkomt. Geen doorschuifcadeau, maar een teruggeefcadeau. Ik vrees dat het cadeauprobleem onoplosbaar is.

Deze column is eerder verschenen in Genoeg.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *