Spullenverdriet. Spullenstress. Spullenliefde. De relatie tussen de mens en zijn spullen is niet altijd even eenvoudig in een samenleving met supermarkten die bijna tweehonderd soorten broodbeleg aanbieden. Een serie over spullen en bijbehorende emoties.
Slimme verkooptrucjes, iedereen schijnt er vatbaar voor te zijn. Of je nou wilt of niet. Reclamemakers weten je te verleiden door in te spelen op onderdrukte negatieve gevoelens. Onzekerheid. Statusangst.
Slinks drukken ze op de juiste emotionele knopjes waardoor je ervan overtuigd raakt dat je een bepaald product móet aanschaffen. Flitsende reclamespotjes, prachtige posters in bushaltes en niet te vergeten aantrekkelijke verpakkingen zorgen ervoor dat je steeds opnieuw spullen koopt die je eigenlijk helemaal niet wilt hebben.
Maar ik niet.
Mij smeren ze niks aan. Voordat ik naar de winkel ga, maak ik een boodschappenlijstje en daar houd ik me exact aan. Ik vaar geheel mijn eigen koers, consumptiewijs gezien.
Toch, als ik eerlijk ben, is er één categorie spullen waarbij ik keer op keer bezwijk voor de subluminale boodschappen van de reclamejongens. Niet door commercials of advertenties, nee, het gebeurt als ik door de winkel loop. In een fractie van een seconde. Opeens vind ik mezelf terug bij de kassa met een felgroene emmer, vrolijk gebloemd. Erin knalroze dweilen met polkadotpatroon en vooruit, ook een paar flessen schoonmaakspul die beloven dat ze alles ‘in een handomdraai’ schoon krijgen. Samen schreeuwen ze: FEEST!
Ik heb niet één ding van mijn boodschappenlijstje gekocht, maar dat is helemaal niet erg, zeg ik tegen mezelf. Want nu ga ik alles eindelijk goed bijhouden, zonder tegenzin. Niet de boel laten verslonzen en pas als een gek aan de slag vlak voor er bezoek komt.
Een maand of twee later kom ik ze toevallig weer tegen, achterin de voorraadkast. De vrolijke emmer, de knalroze dweil, de flessen die beloven dat ze alles in een handomdraai schoonmaken. Ze zien er dof uit. Dat komt door de laag stof van al die weken. Ik kijk nog eens goed naar ze, maar het heerlijke gevoel dat ik in de winkel had, kan ik op geen enkele manier meer terughalen.
De stofwolken vliegen in het rond, de badkamer is vies en we krijgen logees, dus zuchtend trek ik alles uit de kast. En terwijl ik de badkamervloer schrob, weet ik wat ik diep in mijn hart al wist toen ik bij de kassa stond. Soppen met een gebloemde emmer blijft een stomme klus. Flessen die beloven alles ‘in een handomdraai’ schoon te maken, liegen. Dweilen met een roze dweil met witte stippen is net zo vervelend als dweilen met een saaie beige dweil.
Gedesillusioneerd prop ik alle spullen weer de kast in. Ik ben geen haar beter dan al die naïeve consumenten die met open ogen in mooie reclamepraatjes trappen. Ik ben misschien nog wel erger. Want ik trap er alleen in bij schoonmaakspullen. En ik durf er niet eens over na te denken welke onderdrukte negatieve gevoelens mij daar elke keer toe verleiden.
Deze column is eerder verschenen in Genoeg.